Jurisprudentie
BD0529
Datum uitspraak2008-04-14
Datum gepubliceerd2008-04-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers306943 / HA RK 08-273 Wrakingnummer 2008/9
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-04-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers306943 / HA RK 08-273 Wrakingnummer 2008/9
Statusgepubliceerd
Indicatie
Mondeling verzoek tot wraking ingevolge art. 513 Sv. Verzoek afgewezen.
Uitspraak
Rechtbank 's-Gravenhage
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2008/9
zaak/rekestnummer: 306943 / HA RK 08-273
parketnrs:
09/523086-07
09/523087-07
09/523088-07
09/523089-07
datum beschikking: 14 april 2008
BESCHIKKING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaken van:
1. [A],
wonende te [Q],
2. [B],
wonende te [R],
3. [C],
wonende te [S],
4. [D],
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats,
verzoekers,
raadsman: mr. M.J.F. Stelling,
t e g e n:
Mr. [X],
(politie)rechter in de rechtbank te 's-Gravenhage.
1. Voorgeschiedenis en het procesverloop
1.1 Verzoekers zijn gedagvaard om ter zitting van 26 februari 2008 te verschijnen voor de politierechter van deze rechtbank. De zaken van de vier verzoekers zijn gelijktijdig behandeld.
1.2 Blijkens de processen-verbaal van de terechtzitting heeft de raadsman van verzoekers, mr. Stelling, nadat de behandelend politierechter, [X], het onderzoek had gesloten en was begonnen met het mondeling vonnis wijzen, een mondeling verzoek tot wraking gedaan met de mededeling dat hij juridische verweren heeft gevoerd en geen politieke.
1.3 Bij brief van 27 februari 2008 heeft mr. Stelling het verzoek tot wraking van mr. [X] bevestigd en nader gemotiveerd. Bij brief van 17 maart 2008 heeft hij aangegeven dat de processen-verbaal van de terechtzitting een onjuiste voorstelling geven van de gang van zaken op het punt van de wraking.
1.4 Op 31 maart 2008 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoekers [A] en [B] zijn verschenen, vergezeld van mr. Stelling. Het wrakingsverzoek is door mr. Stelling aan de hand van een door hem overgelegde pleitnota toegelicht. Mr. [X] is niet verschenen en heeft zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
2. Het verzoek:
2.1 Mr. Stelling voert aan dat het verzoek is gebaseerd op het gegeven dat mr. [X], toen hij inging op de voorgedragen verweren terzake de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, stelde dat de raadsman een politiek betoog had gehouden. In zijn pleidooi heeft hij zich echter bij voortduring gebaseerd op rechtsnormen waarvan de overtreding voor een belangrijk deel ook strafrechtelijk is gesanctioneerd. Door het verweer aan te merken als een politiek betoog heeft mr. [X] zich, aldus mr. Stelling, vooringenomen getoond waardoor er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2 De processen-verbaal van de zitting van 26 februari 2008 geven volgens mr. Stelling op het punt van de wraking een onjuiste voorstelling van de gang van zaken. Volgens die processen-verbaal zou mr. [X] slechts hebben gesproken over politieke handelingen, waarna direct het verzoek tot wraking zou zijn gedaan. Mr. [X] heeft echter, aldus mr. Stelling, op niet te miskennen wijze het pleidooi gekwalificeerd als politiek en om die reden het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie afgewezen.
3. Het verweer:
3.1 Mr. [X] is van mening dat de wraking niet berust op enig gegeven waaruit zou kunnen worden afgeleid dat er twijfel kan zijn aan zijn onpartijdigheid als rechter. Hij voert aan niet te hebben uitgesproken dat het hele pleidooi van de raadsman als politiek werd gekwalificeerd. Hij heeft het woord "politieke" gebruikt in een zin waarmee hij een begin probeerde te maken met de bespreking van de niet-ontvankelijkheidverweren. Door de onderbreking van de raadsman kon hij niet meer duidelijk maken waar hij met zijn betoog heen wilde.
4. Beoordeling
4.1 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.2 De wrakingskamer is gebleken dat er onduidelijkheid bestaat over de gang van zaken met betrekking tot het opwerpen van het verzoek tot wraking tijdens de politierechterzitting van 26 februari 2008. De zienswijze van mr. Stelling komt niet overeen met hetgeen in de processen-verbaal daaromtrent is opgenomen. Er bestaat een verschil van mening over het tijdstip waarop de wraking is gedaan en wat er tot dat tijdstip door mr. [X] is opgemerkt met betrekking tot de motivering van zijn uitspraak.
4.3 In de visie van mr. Stelling is zijn niet-ontvankelijkheidverweer door mr. [X] uitdrukkelijk afgewezen met de motivering dat hij een politiek betoog zou hebben gehouden. Uitgaande van deze visie van mr. Stelling, waarbij de wrakingskamer uitdrukkelijk opmerkt dat zij hiermee niet te kennen geeft dat zij meent dat deze visie de juiste is, komt de wrakingskamer tot het oordeel dat dit geen schijn van partijdigheid aan de zijde van mr. [X] oplevert. Mr. Stelling is het blijkbaar niet eens met de aan de beslissing van mr. [X] ten grondslag liggende motivering. Dit levert geen grond voor wraking op. Indien verzoekers van mening zijn dat de motivering de beslissing niet kan dragen, kunnen zij tegen de beslissing in appèl gaan.
4.4 Gelet op het vorenstaande zal het verzoek tot wraking worden afgewezen.
Beslissing:
de rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• verzoekers p/a mr. M.J.F. Stelling;
• officier van justitie mr. [Y];
• mr. [X].
Aldus ter terechtzitting van deze rechtbank uitgesproken op 14 april 2008 door mrs. H.S. Wiarda, J.G.J. Brink en A.H. Bergman in tegenwoordigheid van J. Kriense Lokker als griffier.